Kunst en muziek in de stad vanaf de industrialisatie (1880-1960)
In deze collegereeks vol bijzondere, interessante verhalen en prachtige afbeeldingen hoort u bovendien mooie, bijpassende muziek. Dat maakt deze serie uniek. Sommige kunstenaars kwamen tot grote vernieuwingen in de kunst. Denk bijvoorbeeld aan Mondriaan die in Parijs zijn eigen, wereldberoemd geworden, stijl vond. Hij laafde zich aan de dansmuziek in Parijs en aan de jazz. Dat en nog veel meer laat Josée Claassen u zien en horen.
Opsomming onderwerpen per college:
College 1: Ich hab noch einen Koffer in Berlin… (1920-1930):
De ‘Goldener Zwanziger zijn de jaren waarin Berlijn de ellende van WO I wil vergeten. In het korte intermezzo vòòr de beurskrach en de heerschappij van het nationaal socialisme wordt in de stad het leven gevierd alsof het de laatste dag is. Berlijn beleeft een periode van enorme bloei.
College 2: Brussel was toen nog een bruisende stad… (1880-1960):
Brussel was nog maar een paar decennia hoofdstad van het jonge land België, maar het stak Parijs als kunstmetropool naar de kroon. De Art Nouveau van Victor Horta ontstond er, het surrealisme van René Magritte, de bijzondere grafiek van Rudolf Escher en nog veel meer.
College 3: Aan de Amsterdamse grachten… (1880-1920):
We schrijven de jaren 1880 in Amsterdam. Een groep jonge kunstenaars leert elkaar kennen tijdens hun studententijd. Ze worden vrienden van elkaar. Ze discussiëren over kunst: ze willen met hun kunst niets anders uitdrukken dan de kunst zelf, l’art pour l’art. Dat doen ze door middel van proza, poëzie, schilderkunst en muziek.
College 4: Back in the USSR… (1910-1940):
Kazimir Malevitsj (1879-1935) kreeg een hoge positie na de revolutie van 1917. Ook Vladimir Tatlin (1885-1953) was een jonge kunstenaar die aanvankelijk goed garen spon bij de revolutie. De bolsjewieken en de avant-garde kunstenaars wezen beiden de bestaande orde af. Hoe verging het de kunstenaars in Moskou en St. Petersburg?
College 5: Il est cinq heures, Paris s’éveille… (1900-1950):
In Parijs verzamelden zich begin 20ste eeuw tientallen buitenlandse kunstenaars uit Europa. Er vestigden zich veel (joodse) kunstenaars uit Oost-Europa, maar ook Italianen, Duitsers, Engelsen, Spanjaarden en Nederlanders. Ze zorgden voor grote vernieuwingen in de kunst.
College 6: New York, New York… (1900-1960):
‘The Big Apple’ was begin 20ste eeuw onaantrekkelijk voor Amerikaanse kunstenaars. Dat veranderde geleidelijk aan na de Armory Show van 1913. De ‘drip paintings’ van Jackson Pollock, de Pop Art van Roy Lichtenstein, de verstilde beelden van Edward Hopper veroverden de wereld.